Bij psychische aandoeningen

De complexiteit en weerbarstigheid van de verzekeringsarts

Geschreven door: D. Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 1 juni 2017

OJAU komt steeds meer in aanraking met de complexiteit van medische beoordelingen in de ZW en de WIA als het gaat om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, vanwege hun psychische aandoeningen. Helaas komt het vaak voor dat de verzekeringsarts in de beoordeling van een ZW- en WIA- uitkering de belastbaarheid voor arbeid van deze personen wel degelijk overschat. Hierbij concludeert de verzekeringsarts ten onrechte dat er benutbare mogelijkheden zijn of wordt er een onjuiste Functie Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld waardoor de arbeidsdeskundige, voor de beoordeling van wat gangbare arbeid is voor een persoon, ten onrechte bepaalde functies duidt. Als gevolg hiervan kan het zijn dat de realiseerbare verdiencapaciteit zodanig is, waardoor er een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% ontstaat. De persoon heeft dan geen recht op een WIA-uitkering.

OJAU heeft in meerdere zaken, met als hoofdonderwerp de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid, ondersteuning geboden en geconstateerd dat er nogal wat op iemand kan afkomen tijdens medische (her)keuringen. Personen met psychische problemen worden eerst volledig arbeidsongeschikt verklaard en na een krap jaar kunnen zij ineens meer dan 65% van het oude arbeidsloon verdienen, omdat bijvoorbeeld de medicatie iets naar beneden is geschroefd of de persoon komt op de dag van de medische keuring iets minder labiel over. Een goed teken, maar geeft dat een redelijke aanleiding om iemand direct maar weer te laten confronteren met het zoeken naar werk?

Onzorgvuldige besluitvorming

Een voorbeeld van een persoon die OJAU ondersteunt in een arbeidsongeschiktheidszaak. Zij heeft te kampen met een combinatie van allerlei heftige psychische problemen. In de WIA-aanvraagprocedure begin 2016 was zij volledig arbeidsongeschikt verklaard. Voor één van haar psychische problemen, posttraumatische stress stoornis (PTSS), is zij na enkele jaren gerichte psychische hulp te hebben ondergaan uiteindelijk uitbehandeld. Dat was voor de verzekeringsarts redengevend om bij de herkeuring in begin 2017 te bepalen dat er nu wel benutbare mogelijkheden waren. Dit terwijl er bij de andere psychische problemen, zware langdurige depressie en angsten, totaal nog sprake was van verbetering. Deze persoon was doorverwezen naar een andere hulpinstantie om ook die aspecten aan te pakken. Het feit dat deze persoon volgens de verzekeringsarts nu al over benutbare mogelijkheden beschikt, is natuurlijk vreemd. In begin 2016 was namelijk niet specifiek vastgesteld, of in ieder geval niet vastgelegd,  dat zij enkel op basis van PTSS volledig arbeidsongeschikt was verklaard.

Weegt de PTSS dan zwaarder dan de hevige depressies en angst waarvoor deze persoon overigens ook nog medicatie gebruikt? En wat maakt dan dat een zware depressie minder ernstig is zodat het redelijk is om te bepalen dat die persoon wel weer kan werken? Laten we het nog maar niet hebben over de heftige bijwerkingen van de medicijnen, zoals overgeven, slapeloosheid en duizeligheid.

Gebrekkig onderzoek, gebrekkige motivatie en een onjuiste inschatting van benutbare mogelijkheden. Maar dat vindt OJAU

Een beoordeling van volledig arbeidsongeschikt naar volledig arbeidsgeschikt binnen een jaar lijkt OJAU ook iets te optimistisch, vooral als blijkt dat alleen op één aspect sprake is van verbetering. Wellicht een ongemakkelijke vergelijking, maar stel dat iemand twee gebroken armen en twee gebroken benen heeft. Op een gegeven moment zijn de armen weer hersteld maar de benen nog niet. Men kan zich dan voorstellen dat die persoon wel weer kan werken met de armen, ervan uitgaande dat er verder niets anders aan de hand is. Maar bij psychische aandoeningen is dat veel lastiger om dat te bepalen. Als het ene is hersteld, wil niet zeggen dat het andere niet ook nog een zware belemmering vormt om al tot het arbeidsproces toe te treden.

Keuring op keuring

Ook behartigt OJAU in een WIA-beroepszaak de belangen van een persoon die te kampen heeft met verschillende psychische aandoeningen en lichamelijke klachten. Eind december 2015 werd na een medische herkeuring op spreekuur, in het kader van de Ziektewet (ZW), door een verzekeringsarts geoordeeld dat er voor die persoon benutbare functiemogelijkheden waren voor in haar eigen werk (maatgevende arbeid). Dit betekende dus kort gezegd niet ziek voor de Ziektewet, dus ook geen ZW-recht. Hiertegen is bezwaar aangetekend. De bezwaarverzekeringsarts had na een medisch heronderzoek in bezwaar in mei 2016, vastgesteld dat er vanwege lichamelijke klachten en de 'complexe' psychosociale problemen helemaal géén benutbare functiemogelijkheden waren voor deze persoon. Deze persoon had uiteindelijk dus nog steeds recht op een ZW-uitkering. In augustus 2016 vroeg deze persoon een WIA-uitkering aan omdat de wachttijd was verstreken. Uiteraard volgt er dan weer een medische keuring op spreekuur. Echter, in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zijn die complexe psychosociale problemen, o.a. op grond waarvan de bezwaarverzekeringsarts voor de ZW juist had vastgesteld dat er helemaal geen benutbare mogelijkheden waren, nagenoeg niet meer meegewogen. Op dat moment waren de lichamelijke klachten verminderd, dus zomaar werd geconcludeerd dat er wel benutbare mogelijkheden waren. Overigens is daar ook nog wel iets over te zeggen, aangezien de persoon toevallig een goede dag had, en dan doet het medische verloop door de jaren heen er blijkbaar ineens niet mee toe. Maar dat terzijde.

Naar aanleiding van het ingediende bezwaar is de persoon eind december 2016 wederom op medische keuring geweest maar is er helaas weer niet voldoende rekening gehouden met diens complexe psychosociale problemen. Toch vreemd. Voldoende duidelijk is, gezien het medisch journaal van de huisarts, dat de persoon o.a. te kampen heeft met pleinvrees en daardoor haar psychische behandeling niet kon voortzetten. Zij durfde de deur namelijk amper uit en had daarvoor medicatie gekregen. Omdat zij niet meer onder behandeling was, vond de verzekeringsarts het probleem simpel gezegd niet ernstig genoeg. Ook hier weer: gebrekkig onderzoek, gebrekkige motivatie en een onjuiste inschatting van benutbare mogelijkheden. Maar dat vindt OJAU. Wegens angst en paniekaanvallen komt de psycholoog nu zelfs bij deze persoon thuis voor de behandelingen.

Waarom ligt de beoordeling van een verzekeringsarts voor een ZW-uitkering en die voor een WIA-uitkering zo ver uit elkaar? Of het nu gaat om het vaststellen van benutbare mogelijkheden voor in het eigen werk (ZW-beoordeling) of voor in al het werk (WIA-beoordeling), deze persoon was heus nog niet van haar complexe psychosociale problemen af.

ZW of WIA beoordeling? Maakt dat iets uit? Een depressie is toch een depressie?

OJAU heeft aan de verzekeringsarts gevraagd waarom die ZW en WIA beoordeling zo ver uit elkaar liggen, nota bene in een tijdsbestek van maar 4 maanden. Het antwoord daarop bestond uit één zin en is voor hier niet noemenswaardig. Dus dat zegt genoeg. Voor wat betreft OJAU is het aan o.a. efficiëntie ver te zoeken in dit dossier.

Kunnen vs. willen

UWV en GGZ werken sinds 2016 nauw samen om meer mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen naar werk te begeleiden. Er is een flinke pot subsidie beschikbaar gesteld voor de eerst komende 5 jaar. Het is heus begrijpelijk dat het UWV deze personen niet uit het oog wil verliezen en wellicht bevordert werk ook de psychische gezondheid. Maar een bedrijf neemt iemand met psychische problemen vanuit de WIA misschien niet direct aan, aangezien men in het algemeen (nog) niet voldoende kan rekenen op personen met psychische problemen. Er zijn regelingen voor werkgevers om personen vanuit de WIA aan te nemen maar dat wil nog niet zeggen dat een werkgever daar daadwerkelijk gebruik van maakt. De ene dag gaat het misschien een beetje goed maar de andere dag kan het helemaal mis zijn. Het is te onvoorspelbaar. Voor de zieke persoon zelf des te meer frustrerend. Tijdens een hoorzitting werd door de verzekeringsarts gevraagd aan bezwaarde: wat voor werk zou u willen doen en wilt u wel werken?

Naar OJAU’s mening een overbodige vraag voor een medische ‘objectieve’ beoordeling.

En het is nogal confronterend. In hoeverre de vraag naar de wil bij personen met een psychische aandoening al relevant is, is het voor deze personen vaak geen kwestie van niet willen maar een kwestie van niet kunnen. De personen die ik bijsta willen gerust proberen een beetje te werken, áls er een werkgever is die hun psychische problemen voor lief neemt en de mogelijkheid accepteert dat zij wellicht om de haverklap uitvallen, of een paar keer per week niet aanwezig kunnen zijn vanwege een behandeling, of misselijk zijn van de bijwerkingen van de medicatie. Kortom, wie heeft er werkelijk iets aan als iemand binnen no time een zware terugval krijgt? Zelfs vrijwilligerswerk voor een paar uur in de week kan vaak al te zwaar zijn voor iemand die aan zware depressies lijdt. Maar dat ziet niemand aan de buitenkant.

Waarom iemand met psychische problemen niet langer de kans geven om eerst in het privé leven structuur aan te brengen met behulp van de juiste instanties, alle behandelingen goed op te starten, de juiste behandeling en medicatie afgestemd krijgen en de medicatie eerst z’n werk te laten doen? Als iemand geen WIA-uitkering (meer) krijgt maar ook geen werk kan vinden, dan kan hij wellicht aanspraak maken op een WW-uitkering of een bijstandsuitkering. Ook daar schiet niemand iets mee op.

Uitputtende procedures

Als de verzekeringsarts van het UWV vindt dat iemand mogelijkheden heeft om te werken, dan volgt er een onderzoek door de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige beoordeelt wat voor werk die persoon kan doen en daarmee kan verdienen, rekening houdend met de benutbare functiemogelijkheden en beperkingen opgesteld door de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige dient rekening te houden met instructies betreffende het gebruik CBS-loonindexcijfer, waarmee het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend. Ook al zou een persoon beperkte functiemogelijkheden hebben, dan kan het nog zijn dat de uitkomst is dat er géén sprake is van tenminste 35% arbeidsongeschiktheid. Het is dus vaak een lange weg te gaan en het vervelende is dat deze persoon, en voor vele andere personen die in een vergelijkbare situatie verkeren, steeds maar weer worden geconfronteerd met steeds weer opnieuw het verhaal moeten vertellen, soms al binnen een periode van een jaar.

Zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure in de hierboven beschreven situaties lopen nog. Er is helaas geen inschatting te maken over de uitkomst. Uit de rechtspraak blijkt geen eenduidige lijn met betrekking tot de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid voor personen met psychische problemen, de situaties zijn te casuïstisch. En psychische problemen worden, zo lijkt het wel tenminste, niet voldoende onderkend tijdens medische keuringen.

Wat OJAU constateert is dat deze personen het prettig vinden als zij (juridische) bijstand krijgen, juist omdat er zoveel op hen af komt tijdens (her)keuringen of tijdens bezwaar- en beroepsprocedures. Een bezwaarschrift opstellen, onderbouwd met zowel medische als juridische argumenten, brieven met reacties die zij terugkrijgen van het UWV en waar zij weer op moeten antwoorden, medische keuring door de bezwaarverzekeringsarts, wellicht nog een aparte hoorzitting en het gesprek aangaan, bewijsmateriaal verzamelen en verklaringen overleggen. Het wordt ze vaak te veel. Vooral als iemand binnen een tijdsbestek van één jaar 4 keer het verhaal moet doen.

Het is verder van belang de onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan een negatieve beslissing worden onderzocht. Dus de rapportages van de verzekeringsarts, de arbeidsdeskundige en andere interne en externe documenten die zijn gebruikt voor de (her)beoordeling van de ZW- of WIA-uitkering. Iemand die zelf bezwaar maakt, zal wellicht vergeten om die rapportages op te vragen en ook gaat het vaak om dikke pakketten waar lastig doorheen is te komen. Niet alleen het medische gedeelte is van belang, maar ook kan er sprake zijn van juridische gebreken die kleven aan een beslissing waar iemand al helemaal niet bij stilstaat.

Combinatie juridische ondersteuning en coaching

OJAU behartigt in bezwaar- en beroepszaken de juridische belangen van personen die te maken hebben psychische problemen. Dus biedt ondersteuning en adviseert, maar bekijkt de situatie overigens niet alleen vanuit procedureel en juridisch perspectief. OJAU coacht personen ook door de juridische procedure heen. Deze personen zijn vaak bang om gesprekken aan te gaan met een (bezwaar)verzekeringsarts of ze trekken het niet meer om (keer op keer) allerlei vragen te beantwoorden.

OJAU biedt weliswaar geen zekerheid met betrekking tot het recht want dat is altijd afwachten, maar geruststelling creëren en de mentale weerbaarheid van deze personen voor tijdens de juridische procedure vergroten, zijn niettemin belangrijke aspecten. Goed luisteren naar deze personen om hen te kunnen helpen hun emoties een plek te geven, om tijdens een hoorzitting of medische keuring toch nog maar het gesprek te kunnen aangaan. Een persoon die OJAU bijstaat was zeer emotioneel en zenuwachtig, alles kwam er uit. Juist dan kan een coachende rol, naast die van de juridische rol, helpen om iemand door een juridische procedure heen te loodsen. De persoon was na afloop van de hoorzitting blijkbaar erg blij met deze manier van (juridische) ondersteuning, aangezien zij zich uitte met een omhelzing en drie zoenen. Dat een cliënt op die manier haar tevredenheid kenbaar maakt, ook al is het nog afwachten op de uitkomst van de procedure, maakt OJAU weliswaar niet dagelijks mee maar het is zeker wel te begrijpen. Het idee van 'ik stond er niet alleen voor' kan een enorme opluchting geven. Het is allemaal al complex genoeg.

Terug naar Blog