Bijeenkomst 22 april 2018

Geschreven door: D. Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 12 mei 2018

Op 22 april 2018 heb ik in samenwerking met stichting Mijn Roots en mw. Y. Veenendaal een bijeenkomst georganiseerd op de Indonesische Ambassade, naar aanleiding van de uitzending van Zembla, “Adoptiebedrog deel 3”, waar wij allen in te zien waren. Het was een bijeenkomst voor geadopteerden uit Indonesië en hun adoptieouders omdat daar behoefte aan was. Ondanks dat deze dag op korte termijn was georganiseerd, was er veel belangstelling.

Stichting Mijn Roots heeft verteld over wat zij tegenkomen in zoekacties naar biologische families in Indonesië. Yudi Hoekstra (mental trainer) heeft een mooie speech gehouden en ik heb een toelichting gegeven op de claim die nu bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid ligt. Heel fijn dat men in alle openheid vragen kon stellen, en in deze setting deze ontzettende moeilijke en gevoelige kwestie kon bespreken met elkaar. Ook adoptieouders verzoeken de Nederlandse regering om bij te dragen aan “waarheidsvinding” in de ruimste zin des woord. Een compilatie van de dag is hier te vinden: https://youtu.be/kEAnlCXR6Ho.

Wat ik heb verwoord op de bijeenkomst:

Waar is die claim, in relatie tot adopties van kinderen uit Indonesië, eigenlijk op gebaseerd?
De Nederlandse Staat, c.q. het Ministerie van Justitie en Veiligheid:
• Heeft gehandeld in strijd met (in de jaren ’70 en ’80 geldende) wettelijke normen in het personen- en familierecht en het Vreemdelingenrecht.
• Is nalatig geweest in de nakoming van de zorgplicht om adequate maatregelen te nemen tegen illegale adopties, dan wel gelegaliseerde kinderhandel.
• Heeft een ongeoorloofde inbreuk gemaakt op mensenrechten zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestond.
• Heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

De Nederlandse Staat, c.q. het Ministerie van Justitie en Veiligheid:
• Dient te erkennen dat zij fout is geweest in de periode van 1973 tot en met 1983 en (mede) verantwoordelijk was voor de illegale adopties van kinderen uit i.c. Indonesië naar Nederland
• Dient over te gaan tot het vergoeden van de kosten die verband houden met zoektochten en afstammingsvragen
• Dient te bewerkstelligen dat er openheid van zaken wordt gegeven door stichtingen en adoptiebemiddelaars die destijds betrokken waren bij de adopties

In feite dient de Nederlandse Staat bij te dragen aan het bevorderen van waarheidsvinding, omdat het verwijtbaar heeft nagelaten preventieve maatregelen te nemen om onrechtmatigheden in adopties te voorkomen. De voorwaarden die werden gesteld in de Vreemdelingencirculaire, zijn niet voldoende gewaarborgd.

Signalen over illegale adopties

Er zijn genoeg bewijzen van illegale adopties, helaas. Geadopteerden zijn hier achteraf achter gekomen. Maar het Ministerie van Justitie heeft in de jaren ’70 en ’80 al zorgelijke signalen ontvangen.

Preventieve maatregelen met betrekking tot het toelatingsbeleid hadden al in de jaren ’70 genomen kunnen worden om toekomstige illegale adopties te voorkomen. Het zou anders zijn geweest, als het Ministerie van Justitie er niet van op de hoogte was geweest, maar zij wist er wel degelijk vanaf. In ieder geval wordt het Ministerie van Justitie geacht om ervan af te hebben geweten. De Indonesische regering was al bezig met het ontwerpen van een wet die adoptie van Indonesische kinderen naar het buitenland vrijwel onmogelijk zou maken. De vraag naar baby’s leidde tot excessen. Er zijn genoeg krantenberichten uit de jaren ’70 en ’80 waaruit kan worden geconcludeerd dat het er in Indonesië rondom adoptieprocedures niet zo fris aan toe ging.

Er werd niet geluisterd naar serieuze hulpvragen vanuit Indonesië, zoals om Nederlandse particuliere bemiddelaars en allerlei stichtingen die zich bezig hielden met adoptie uit het buitenland, te bundelen in één instantie. Het Ministerie van Justitie wilde daar niet aan: adoptie moest vrij zijn voor particulier initiatief. De vraag is: welk of wiens belang was hier nou eigenlijk mee gediend?

In 1983 was adoptie van kinderen vanuit Indonesië vrijwel onmogelijk. De Indonesische regering had hier een wet voor gemaakt en deze is op 30 september 1983 onderschreven door het Indonesische Hoger Gerechtshof.
Als het Ministerie van Justitie eerder een halt had toe geroepen aan de vraag naar kinderen uit Indonesië, hadden er geen kinderen meer op illegale wijze naar Nederland vertrokken (Causaal verband).

Toelatingsbeleid

Dat bij adoptie het belang van het kind voorop moest staan, is sinds 1956 al beschouwd als een fundamenteel uitgangspunt. De hoge vraag naar baby’s leidde echter tot excessen. Gebleken is dat het Ministerie van Justitie hieraan bijdroeg omdat het aspirant adoptieouders er niet van op de hoogte stelde over wat er in werkelijkheid gaande was. Als voorbeeld, in het voorlichtingsboekje over interlandelijke adoptie van het Bureau Interlandelijke Adoptie (de BIA), het officiële adoptie bemiddelingsbureau van toen en dat flink werd gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie, stond vermeld;

"Het doel van de stichting is de behartiging van het belang van het kind in de meest ruime zin, die voor overkomst naar en adoptie in Nederland in aanmerking komt. De behartiging van deze belangen geschiedt in overeenstemming met de Verklaring van de rechten van het Kind, aangenomen door de 14e vergadering der Verenigde Naties op 20 november 1959."

Het moge duidelijk zijn dat illegale adoptie dit doel duidelijk voorbij gaat en niet in overeenstemming is met deze Verklaring.

Voor een verblijfsvergunning moest komen vast te staan dat het kind van de ouders of andere familieleden, helemaal niets meer hoefde te verwachten. Hier zijn dus duidelijk normen overtreden, omdat kan worden geconcludeerd dat die voorwaarden niet in acht werden genomen, ondanks het feit dat het Ministerie van Justitie af wist van het bestaan van ontvoerde kinderen en tevens van vervalsing van documenten die in Indonesië werden gelegaliseerd, zodat het kind “adoptabel” kon worden geacht. De kinderen vertrokken dus illegaal naar Nederland. Het ministerie van Justitie bleef zonder enige controle en toezicht en zonder aanpassing aan het toelatingsbeleid verblijfsvergunningen toekennen aan kinderen, en heeft voor wat betreft toekomstige adopties nagelaten adequate maatregelen te treffen, om de voorwaarden zoals geformuleerd in de destijds geldende vreemdelingencirculaire, te waarborgen.

Nalatig handelen

Niets voor niets werd door Tweede Kamerleden gehamerd op een wet die toezicht en controle moest reguleren. In de jaren ’70, werd al gesproken over aspirant adoptieouders die zonder beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie een kind hadden geadopteerd, en over malafide bemiddelingsorganisaties. Deze moesten worden aangepakt. Tweede Kamerleden gaven aan dat deze illegale zelfdoeners schade toebrengen aan de positie van de goede organisaties en zelfdoeners, en hollen voorbij aan de belangen van het kind. Ook vroegen de Tweede Kamerleden naar de maatregelen die de Minister van Justitie denkt te nemen, tegen de illegale aanwas van de Nederlandse bevolking, ten gevolge van valsheid in geschrifte. In de jaren ’80 hamerden Tweede Kamerleden er regelmatig op dat maatregelen noodzakelijk waren om zo snel mogelijk een dam op te werpen tegen “illegale adopties”. Jaar in jaar uit keerde het onderwerp terug op de agenda en werden er vragen over gesteld. Overigens niet alleen over adopties van kinderen uit Indonesië, maar uit meerdere landen.

Zowel toenmalige directeur van de BIA, de heer van Deth, is in de jaren '70 enkele keren op werkbezoek geweest in Indonesië, en heeft hij uitvoerig gesproken over illegale adopties aldaar. Niets werd naar buiten gebracht, waarschijnlijk om aspirant adoptieouders die op de wachtlijst stonden, niet onrustig te maken. Er kwamen ook kinderen via andere landsgrenzen Nederland binnen maar het Ministerie van Justitie had ook dit, uit angst voor negatieve pers, nooit opgepakt. De heer van Deth, sprak over een onoverzichtelijke en foute adoptiepraktijk in Nederland. Niemand voelde zich verantwoordelijk. Een partiële wetgeving die in 1980 was toegezegd is er nooit van gekomen. Ook de volle wet voor strenger toezicht, controle en handhaving, trad pas in 1989 in werking. Het wetsontwerp heeft maar liefst negen jaar en zes kabinetten lang jaren lang onder aan de stapel gelegen. Vooral een dereguleringsoperatie en de bezuinigingen op het departement, hadden voor vertraging van de nieuwe wetgeving gezorgd. De toenmalige Staatssecretaris van het Ministerie van Justitie betreurde dit feit. Dat het veel te lang heeft geduurd, is dus erkend.

In dit opzicht heeft het Ministerie haar zorgplicht ernstig verzaakt vanaf het moment dat zij de verontrustende signalen binnen kreeg. Het nemen van preventieve tussentijdse maatregelen, of op z’n minst onderzoek doen naar de ernst van de illegale praktijken, werd vanuit Nederland niet geïnitieerd. Uiteindelijk sloot Indonesië de deuren. Dit om de onacceptabele adopties omwille van het voldoen aan de hoge vraag naar kinderen uit Indonesië, een halt toe te roepen.

De vraag is; op welke grond vond het Ministerie van Justitie ontvoering van baby’s en kinderen, ten behoeve van interlandelijke adoptie, gerechtvaardigd? Blijkbaar was het belang van het kind toch van ondergeschikt belang.

Waarheidsvinding

De claim voor erkenning ligt nu op het Ministerie van Justitie. Wij nemen geen genoegen met een enkele mededeling ‘dat dit emotioneel zwaar moet zijn voor alle betrokkenen’, zoals een adoptiemoeder ontving als reactie op haar brief gericht aan Minister Dekker.

Dit gaat veel verder, er zijn kinderrechten/mensenrechten geschonden. Hetgeen werd gepretendeerd door het Ministerie van Justitie kwam niet overeenkwam met de werkelijkheid. Bij lange na niet was er daadwerkelijk sprake van een kind dat echt geen toekomst meer kon hebben in Indonesië zelf. Als je soms ziet dat er geadopteerden hun familie terugvinden en de hele familie komt kijken naar de reünie: er waren dus wel zeker familieleden die het kind ook hadden kunnen opvoeden. De vraag of het kind dus in een kindertehuis zou zijn beland, is niet meer aan de orde. Zodra bekend was dat er óók sprake was van ontvoeringen en vervalsing van papieren, had adoptie gewoon niet meer gemogen. Vreemd dat we daarover zouden moeten discussiëren.

Alles wat kan bijdragen aan een zoektocht naar de biologische ouders van geadopteerden moet aangewend kunnen worden. Maar helaas wordt er niet altijd meegewerkt.

In de Zembla uitzending van 28 maart j.l. bijvoorbeeld, beweerde de voorzitter van stichting Kind en Toekomst dat zij destijds niet wist van wat er speelde en dat papieren vervalst werden. Zij zou dat pas weten sinds de eerdere Zembla uitzendingen in 2017. Ze geeft aan in de Zembla Adoptiebedrog deel 3, van 28 maart 2018; “als ik dat van te voren had geweten waren die verhalen er niet geweest. Dit soort verhalen zoals u schetst, dat is misselijkmakend. Liever geen adopties dan dit soort adopties”. Dit is dus vreemd want in de Telegraaf van 3 januari 1981 met krantenkop 'Verhalen over kinderhandel slechts verdachtmaking' waarin de voorzitter toen al zou hebben aangegeven: “Illegale Indonesische baby’s bij Nederlandse adoptieouders? Onzin, het toelatingsbeleid is waterdicht.” In de Zembla uitzending vertelde zij dus niet de waarheid. Niet netjes. Hiermee wordt ook het zoeken naar de waarheid belemmerd.

Los van het feit dat de voorzitter de verhalen over illegale adoptie als verdachtmakingen aanmerkt, was zij er dus wel degelijk van op de hoogte. Ten tweede ben ik dan wel heel erg benieuwd op welk toelatingsbeleid zij doelt. Het beleid zoals geformuleerd in de toen geldende Vreemdelingencirculaire? Dat zijn slechts een paar kantjes met voorwaarden waar al niet eens op werd gecontroleerd, zelfs toen het Ministerie van Justitie bekend was met het feit dat documenten werden vervalst en later werden gelegaliseerd, juist om dit toelatingsbeleid te kunnen omzeilen. Er was tot 1989 helemaal geen wet- en regelgeving voor opneming van kinderen uit het buitenland, dus hoe kan het toelatingsbeleid zelf dan waterdicht zijn?

Geadopteerden en adoptieouders hebben dus navraag gedaan. Maar, hoe kan het toch zijn dat al die stichtingen en particuliere adoptiebemiddelaars in Nederland, die de stichtingen in Indonesië steunen, niets weten over illegale adopties? Er zijn namelijk allerlei mensen opgepakt in Indonesië die schuldig waren aan ontvoeringen, vervalsingen, bedrog, etc. Ook enkele directies van stichtingen/kindertehuizen van waaruit veel kinderen naar Nederland zijn overgekomen en ambtenaren belandden achter de tralies. Toch wel vreemd dat de adoptiebemiddelaars daar nooit iets over zouden hebben gehoord, terwijl zij wel in adopties bemiddelden. We weten natuurlijk wel, dat zij er wel degelijk vanaf moeten hebben geweten, maar dat niet zomaar zullen erkennen.

Het geen hierboven is beschreven, illustreert dat zowel geadopteerden als adoptieouders van het kastje naar de muur worden gestuurd, terwijl zij de dupe zijn van deze adoptieschandalen en juist de waarheid willen achterhalen. Adoptieouders hebben heel veel geld moeten betalen voor de opneming van het kind uit het buitenland. Dit terwijl er sprake was van baby’s die werden gekocht en doorverkocht en hier flink aan werd verdiend.

Pas na de uitzending van Zembla, d.d. 28 maart 2018 vielen voor veel geadopteerden de puzzelstukjes in elkaar. Geadopteerden die al meerdere zoektochten hebben gedaan, begrijpen nu waarom zij steeds op een doodlopend spoor uitkwamen. Het heeft hen al heel veel tijd en geld gekost om de waarheid te achterhalen.

Financiële vergoeding voor geadopteerden - rechtsherstel

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft voornemens een helpdesk bij het Fiom te creëren. Een soort van helpdesk bij het FIOM is niet voldoende. Daar vindt men in Indonesië geen families mee terug. Overigens is hier nog geen sprake van de gevraagde algemene erkenning van de fouten gemaakt door het Ministerie van Justitie.
Of er sprake was van illegale adoptie, kan ook alleen maar achteraf worden vastgesteld. Het Ministerie van Justitie dient bij te dragen aan waarheidsvinding. Het gaat voor wat betreft de geadopteerden uit Indonesië niet om voorlichting voor geadopteerden en adoptieouders voor wat betreft de adoptiezaken in het verleden, want dat station is iedereen al gepasseerd. Het gaat om een financiële bijdrage in de kosten van een zoektocht, incl. een DNA test(en). Het gaat ook hier om rechtsherstel (artikel 37 EVRM).

Op z’n minst moet een geadopteerde de mogelijkheid krijgen om te achterhalen of de adoptie wel of niet gewild was door de biologische ouders, of dat de geadopteerde al dan niet is geroofd. Het is toch bizar dat geadopteerden nu zelf moeten betalen voor het oplossen van misdaden die jegens hen zijn gepleegd.

Overigens is op 12 mei 2018 een artikel verschenen in het Reformatorisch Dagblad met daarin ook een interview met seniorbeleidsmedewerker Hans van Hooff van het FIOM. Hij geeft aan dat DNA-databank niet altijd behulpzaam is. Zowel ik als stichting Mijn Roots delen die mening niet en het bewijs is er dat het wel degelijk behulpzaam kan zijn, juist als er weinig aanknopingspunten zijn.

Wat mij verder opviel is dat Van Hooff aangaf: “dossiers uit 1970-1980 zijn vaak zo summier en onzorgvuldig dat ze nauwelijks aanknopingspunten bevatten”. Dus ook het FIOM heeft de conclusie getrokken dat dossiers onzorgvuldig zijn. Het blijft dus vreemd waarom het Ministerie van Justitie destijds niet noodzakelijk vond om controle en toezicht uit te voeren. Al die onrechtmatigheden die enkele jaren worden ontdekt, hadden toen ook ontdekt kunnen worden. Niet gebleken is dat het Ministerie van Justitie onderzoek heeft gedaan naar betrokken organisaties en dat ook wilde doen. De kennis en expertise in afstammingsvragen voor geadopteerden uit Indonesië ligt bij stichting Mijn Roots en draagt daadwerkelijk iets bij aan waarheidsvinding voor geadopteerden uit Indonesië. Er is ook haast bij, aangezien er mensen in Indonesië overlijden en oude gebouwen plaatsmaken voor nieuwbouw.

Tot slot

Het gaat dus om erkenning vanuit de Nederlandse regering voor het feit dat zij fout was door na te laten adequate maatregelen te nemen om adopties van kinderen uit het buitenland in goede banen te leiden, en om een financiële tegemoetkoming t.b.v. waarheidsvinding voor geadopteerden uit Indonesië. En nogmaals, bewerkstelligd moet worden dat er openheid van zaken wordt gegeven door iedere stichting en adoptiebemiddelaar die bij adopties uit Indonesië was betrokken.

Tenslotte stelde het Ministerie van Justitie dat de behartiging van de belangen van het kind geschiedt in overeenstemming met de Verklaring van de rechten van het Kind, aangenomen door de 14e vergadering der Verenigde Naties op 20 november 1959. Dus ook al was er nog geen bindend verdrag dat was geratificeerd, er moest wel gehandeld worden in overeenstemming met deze Verklaring, aangezien het Ministerie van Justitie dit ook pretendeerde te doen. In die zin is o.a artikel 8, tweede lid van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), nu van belang.

Ook zijn er adoptieouders die de waarheid willen achterhalen, en biologische ouders die mogelijk nog op zoek zijn naar hun kind. Allerlei partijen zijn geschaad omdat de Nederlandse regering ten onrechte wegkeek. Het is niet afdoende en bevredigend om te zeggen dat het vanuit emotionele oogpunt is te begrijpen en ieder vrij staat om naar de rechter te gaan, of om te wijzen naar andere partijen. Het is zeer te betreuren als het Ministerie van Justitie het op deze manier zou willen oplossen/afdoen en dat het om een lange strijd zou moeten gaan.

We wachten het af.

Voor vragen

Zoektochten en vragen over dossiers: http://www.mijn-roots.com/
Voor vragen over de claim, stuur dan een e-mail naar info@ojau.nl

Terug naar Dossier adoptiezaken Indonesië