Kijken naar eerlijke mogelijkheden, in plaats van creëren van meer beperkingen
Geschreven door: Dewi Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 18 januari 2022
Terwijl ik voor een complexe lopende arbeidsongeschiktheidszaak stukken aan het bestuderen ben, verbaas ik me over de berichtgeving in de media, onder andere gepubliceerd door RTL Nieuws op 13 januari 2022, waarin te lezen is dat het UWV uitkeringen verstrekt in het kader van de arbeidsongeschiktheidswet (WIA) zonder verplicht medisch oordeel van de verzekeringsarts. Als reden wordt gegeven dat het UWV te kampen heeft met grote achterstanden en daarom onorthodoxe maatregelen noodzakelijk zijn. Blijkbaar rechtvaardigt een lange wachtlijst WIA-beoordelingen het handelen in strijd met wet- en regelgeving.
Tegen de wet in wanneer het goeddunkt
Die grote achterstand in WIA-claimbeoordelingen bij het UWV speelt al een tijdje en is ook merkbaar in mijn lopende bezwaar- en beroepszaken. Zo heeft het ruim zes maanden geduurd voordat ik het verweerschrift ontving met de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Een enorm pakket werd in een grote doos op mijn kantoorplek afgeleverd. Ik ben hier nog wel even zoet mee. Maar heel erg veel spoed is er niet bij om alles te bestuderen, want helaas is er nog lang geen zitting in het vooruitzicht. Ook de rechtbanken hebben namelijk te kampen met een enorme achterstand. De vertraging bij het UWV in het reageren op beroepschriften en het sturen van de verweerschriften, heeft natuurlijk ook effect op de behandeling bij de rechtbanken. Wat nogal frustrerend is voor veel van mijn cliënten, want hun bestaanszekerheid is in het geding
Dat er een oplossing moet komen voor in de uitvoering, is duidelijk. Maar om nu een groep kwetsbare personen als een ‘te hoge werkvoorraad‘ weg te werken zonder gedegen keuring, is weer het andere uiterste. Dat kan en mag toch niet de oplossing zijn. Er lijkt een structureel probleem gaande te zijn dat niet op deze manier kan worden opgelost, want rechtsongelijkheid en willekeur liggen op de loer. Dat behoeft neem ik aan geen verdere uitleg.
De slager die zijn eigen vlees keurt
Mijn cliënten zijn al enige tijd verwikkeld in langdurige procedures. Ten eerste duurde de primaire beoordeling al lang, maar met een bezwaar- en beroepsprocedure zijn ze nog eens een aantal slopende jaren verder. Hoewel het complexe zaken zijn, moeten ze vaak lijdend toezien hoe het UWV zich blijft verschuilen achter de wet- en regelgeving en star blijft verdedigen dat de (zuiver theoretische) beoordeling volledig aansluit op de werkelijkheid.
Wat ik in dit soort zaken vaak mis is een kritische blik op de hele gang van zaken met betrekking tot de WIA-keuring door de verzekeringsartsen in bezwaar en beroep, die mijns inziens nooit de noodzakelijke onafhankelijkheid kunnen betrachten zolang zij onderdeel zijn van het UWV. Maar helaas zie ik in veel zaken ook de rechter vrij snel het oordeel vellen dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Een rechter is nu eenmaal geen medisch deskundige, dus zijn onderzoek strekt zich niet uit tot het geven van een medisch oordeel, maar het is natuurlijk wel een behoorlijke dooddoener voor de cliënt (en ook voor de jurist). Het onderzoek door de rechter naar de wijze waarop de verzekeringsarts, ook die in bezwaar en beroep, bepaalde bewijsstukken heeft meegewogen in zijn oordeel, zou naar mijn mening wel diepgaander kunnen.
Gelukkig worden in zaken waarin ik procedeer het bezwaar of beroep regelmatig 'gegrond' verklaard. Echter, in (hogere) beroepsprocedures wordt de WIA-keuring dan vaak weer opengebroken, en daar is ook weer veel tijd mee gemoeid. Maar vooral kost het bergen energie voor de cliënten zelf.
De volhardende houding
Naar mijn mening is er sprake van een doorgeslagen objectivering van klachten en beperkingen bij het bepalen van de belastbaarheid die in veel gevallen te snel wordt overschat, wat ook weer doorwerkt in de arbeidsdeskundige beoordeling. Mijn cliënten moeten alles uit de kast trekken om te ‘bewijzen’ dat ze (nog) niet kunnen participeren op de arbeidsmarkt. In het tweede ziektejaar voor het eigen werk lukte re-integreren naar een andere functie of werkgever al niet, waarom zou dat nu dan wel kunnen? Geef ze meer tijd om te herstellen, op medisch maar ook op energetisch niveau, denk ik dan. Maar liever voeren ze de druk op, met als gevolg dat er meer bezwaar- en beroepsprocedures gevoerd worden, of dat personen vanuit de WW of in het nieuwe werk opnieuw ziek uitvallen. En zo daalt de voorraad met claimbeoordelingen natuurlijk niet (en dat werkt neem ik aan ook door in de Ziektewet-beoordelingen voor vangnetters). Niet wenselijk, vanuit het UWV perspectief bekeken. Maar zorgelijker vind ik het negatieve effect hiervan op het medische, psychische, maatschappelijke en financiële welzijn van de arbeidsongeschikte, die wederom de hele keuringsmolen moet doormaken. En vaak leidt die keuring niet tot een ander oordeel.
Ik maak me zorgen over de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten die tussen wal en schip komen te vallen, en de groep die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden geacht (de 35-minners) die helemaal uit het oog verloren worden. Dat het UWV heeft geoordeeld dat ze gedeeltelijk of helemaal niet arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA, wil niet zeggen dat ze ook feitelijk geen klachten hebben. Zij lopen tegen problemen aan bij het vinden van een passende of een welwillende werkgever die een (gedeeltelijk) arbeidsbeperkte in dienst wil nemen. Het gaat om praktische problemen waar het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) van het UWV geen rekening mee houdt. De kloof tussen theorie en praktijk is veel te groot.
Coalitieakkoord 2021-2025
Het wordt in ieder geval tijd dat in het ondoorzichtige arbeidsongeschiktheidssysteem de menselijke maat wordt geïntegreerd, en dat er in de komende jaren serieus wordt gekeken naar realistische oplossingen die de theorie dichterbij de realiteit doen aansluiten. Enkele ambities uit het Coalitieakkoord 'Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, voor wat betreft de positie van arbeidsongeschikten:
» We nemen maatregelen om de arbeidsparticipatie en positie van arbeidsongeschikten te verbeteren. Daarnaast onderzoeken we - in overleg met de sociale partners - hoe ‘hardheden’ in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) hervormd kunnen worden met oog voor uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en uitlegbaarheid.
» Bij ziekte is de inzet primair gericht op herstel en terugkeer van de werknemer. Om de loondoorbetaling bij ziekte te verbeteren, richt de re-integratie zich in het tweede jaar - in lijn met het SER-advies- in principe op het tweede spoor, waarbij de instroom in de WIA zoveel mogelijk wordt beperkt.
Dat er kritisch gekeken moet worden naar de hardheden in de WIA, heb ik vorig jaar bepleit bij het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. In mijn opinie dus een mooie ambitie in het Coalitieakkoord, maar hopelijk gaat het 'vooruitkijken' uiteindelijk niet neerkomen op 'vooruitschuiven'.
En kijkend naar de ambitie als het gaat om 'de instroom van de WIA zoveel mogelijk te beperken', dan ben ik benieuwd hoe het nieuwe kabinet dit wil gaan klaarspelen. Er moet namelijk wel op worden toegezien dat er mede vanuit de burger wordt geredeneerd en niet te eenzijdig vanuit de overheid, dan wel slechts uit oogpunt van bezuiniging. Dit betekent dat mogelijke oplossingen - die hopelijk gaan leiden tot meer vereenvoudigde procedures ten behoeve van de claimbeoordelingen - natuurlijk ook goed moeten uitpakken voor de personen die claimen arbeidsongeschikt te zijn, en niet alleen voor het UWV. Het is van belang dat kwetsbare personen die al een medische en psychische last op hun schouders dragen, er in de praktijk ook effectief iets aan gaan hebben.
Ik zal in ieder geval de signalen uit mijn uitvoeringspraktijk blijven afgeven bij diverse partijen. Voorlopig zie ik met gematigd vertrouwen de komende vier jaren tegemoet.
Tip: Lees hier ook het blogartikel over beroepsprocedure en termijnen, over schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in het sociale zekerheidsrecht.